Schiethouding

De juiste schiethouding

Bij het vaststellen van de schiethouding is het van het grootste belang een houding te vinden waarin het lichaam zo stabiel en rustig mogelijk gehouden kan worden. Het komt hierop neer dat de voeten, het hoofd, de armen, het lichaam en het wapen in balans zijn.
De meest comfortabele houding zal uiteindelijk voor iedere schutter enigszins verschillend zijn, maar men dient van het onderstaande uit te gaan.

1. De voeten
De afstand tussen de voeten moet ongeveer overeenkomen met de breedte van de schouders.
De tenen een ietsje naar buiten.
De afstand van de voeten ten opzichte van de schijf moet ongeveer een hoek van 45 graden bedragen.

Het lichaam en het hoofd worden normaal rechtop gehouden.
Als u nu naar de schijf kijkt mogen uw nekspieren niet gespannen zijn.
Om te controleren of u goed staat ten opzichte van de schijf sluit  u  de ogen, heft het wapen met gestrekte arm, in een natuurlijke beweging, richting de schijf en wel zo dat de houding van de arm zo min mogelijk spanning in arm en schouder teweeg brengt.
Open nu de ogen en kijk over keep en korrel of het wapen op de schijf gericht is.
Is dit niet het geval, corrigeer dan de stand van de voeten op deze wijze:

> Moet het wapen naar links, verplaats dan de linkervoet een weinig naar achteren;
> Moet het wapen naar rechts, verplaats dan de linkervoet een weinig naar voren.

Richt weer met gesloten ogen en corrigeer tot u de juiste stand gevonden heeft.
Corrigeer nooit door de arm ten opzichte van de schouder te verdraaien of door de schouders en/of de heupen te verdraaien.
Tijdens het richten dient het zo te zijn, dat het hoofd rechtop gehouden wordt en het wapen voor
de ogen gebracht wordt.
Dus nooit corrigeren door het hoofd achter het wapen te brengen!!!

2. De arm
De schietarm dient gestrekt gehouden te worden tijdens het richten en het afvuren.
De pols dient zo gehouden te worden dat er geen beweging vanuit de pols mogelijk is.
De “niet-schiethand” moet zo geplaatst worden dat het evenwicht niet verstoord wordt,                               bijvoorbeeld in de zak van uw jas of broek, op uw rug of tussen uw broekriem.

3. De positie van het wapen in de hand
De greep van het wapen wordt zo stevig mogelijk tussen duim- en wijsvinger van de geopende                   schiethand gedrukt en wel zo dat de greep zo hoog mogelijk wordt vastgehouden.
Klem de middel-, ringvinger- en pink op natuurlijke wijze om de greep.

De wijsvinger blijft vrij voor het overhalen van de trekker.
De duim ligt losjes tegen het wapen.
Knijp vervolgens met de vingers( niet met de duim) zo krachtig mogelijk in de greep.
De hand zal nu gaan trillen.
Verminder nu de knijpkracht op de greep steeds een weinig tot het trillen ophoudt.
Dit is de juiste “knijpkracht”.
De duim ligt nog steeds losjes tegen het wapen.
De wijsvinger op de trekker ligt zo, dat het eerste vingerkootje op de trekker ligt.
Controleer of de wijsvinger verder geen contact maakt met wapen, omdat anders de wijsvinger bij
het afvuren het wapen zal omtrekken.

staand

Samengevat
· Sta zo stabiel, ontspannen en rechtop mogelijk;
· Richt met gesloten ogen;
· Corrigeer de stand door de linkervoet te verplaatsen
(voor linkshandige schutters: lees voor links rechts en andersom);
· Breng het wapen voor de ogen en dus niet het hoofd verdraaien om over de keep en korrel te kijken;
· Houd de arm gestrekt;
· Houd het wapen op de juiste wijze vast;
· Tijdens een serie het wapen nooit ‘verpakken’, dus span de hamer met de “niet-schiethand”.